Draden van ons Nederlandse slavernijverleden
Werk mee aan een monumentaal wandkleed!
In september en oktober 2025 kun jij geschiedenis schrijven met naald en draad in het Flipje en Streekmuseum Tiel.
Wil je meewerken? Meld je aan als vrijwilliger met het formulier hiernaast.
Sporen van het slavernijverleden in Gelderland
Slavernij en kolonialisme zijn diep verweven met de geschiedenis van Gelderland. Al in 1594 vervoerde een Zutphense koopman mensen in slavernij naar Kaapverdië. Hoewel Gelderse steden geen eigen VOC- of WIC-kamers hadden, waren Gelderse bestuurders wél actief als bewindhebbers en investeerders in deze koloniale ondernemingen. Met winst uit slavernij en dwangarbeid werden buitenplaatsen als Ampsen, Middachten en Rosendael uitgebreid. Soms werkten daar ook Afrikaanse bedienden, van wie slechts enkelen bij naam bekend zijn. De sporen van dit verleden vinden we in archieven, schilderijen én in onze samenleving van vandaag: nazaten van zowel tot slaaf gemaakten als slavenhouders wonen nu in Gelderland.
Bij de afschaffing van de slavernij in Nederlands-Indië in 1859 en in Suriname en de Antillen in 1863 ontvingen slavenhouders een schadevergoeding, de vrijgemaakten kregen niets en moesten in Suriname zelfs nog tien jaar verplicht op de plantages blijven werken. Gelderland was bovendien thuisbasis voor teruggekeerde kolonialen, KNILmilitairen en koloniale instellingen. Het koloniale verleden is dan ook niet ver weg – het zit in onze namen, gebouwen, geschiedenis én in ons heden. De geschiedenis van slavernij is groten deels opgetekend door de machthebbers: slavenhandelaren, koloniale bestuurders en plantage-eigenaren. De stemmen van tot slaaf gemaakte mensen zijn zelden hoorbaar.
Toch zijn er sporen – in archieven, op kaarten, in herinneringen. Kleine fragmenten die, met kennis en zorgvuldigheid, kunnen worden samengebracht tot één verhaal. Zoals dat van Anna van Vossenburg, van wie we alleen iets weten via de papieren van haar eigenaars. Het is zoeken tussen de regels, maar juist daarin ligt de kracht: om mensen een gezicht en een stem terug te geven.

De ontwerper

Richard Kofi (1988, Wageningen) is een kunstenaar en curator die zich richt op het blootleggen van koloniale geschiedenissen en het verkennen van toekomstscenario’s. Met tekeningen, collages en videowerk ontwikkelt hij een beeldtaal waarin de complexe verwevenheid van verleden, heden en toekomst zichtbaar wordt. In zijn artistieke praktijk spelen ook interdisciplinaire samenwerkingen en collectieve processen een belangrijke rol, waarbij kunst fungeert als middel voor gezamenlijke verbeelding.
Samen met zijn partner, choreograaf Junadry Leocaria, realiseerde hij meerdere dansvoorstellingen en video-installaties.
Naast het wandkleed werkt Kofi momenteel aan The Museum of Black Futures — een speculatief museumconcept waarin hij de rol van Zwarte identiteit in de diaspora onderzoekt en ruimte biedt aan radicale kunstpraktijken en dialoog.
Met de podcast Project Wiaspora, die hij samen met Simone Zeefuik en La Fam Productions maakt, brengt Kofi kunst, theorie en persoonlijke verhalen samen. Daarmee creëert hij een ruimte waarin nieuwe vormen van culturele uitwisseling en begrip kunnen ontstaan.
Water heeft geheugen
Afgelopen zomer deed ik mee aan het kunstproject Water Holds Memory. Dit was belangrijk voor mijn ontwerp voor het wandkleed dat ik maakte voor Draden van ons Nederlandse slavernijverleden, editie Gelderland.
Tijdens de residency Water Holds Memory kwamen kunstenaars, schrijvers, onderzoekers en curatoren bij elkaar. We spraken over ons werk en hoe we met elkaar verbonden zijn. We dachten samen na over herinnering, kunst en hoe we de toekomst kunnen vormgeven. Het thema “water” bleek hierin een grote rol te spelen. Veel bekende zwarte kunstenaars gebruiken water als symbool. De theorie van The Black Atlantic van Paul Gilroy speelt hierin een wezenlijke rol. Hij zegt dat zwarte cultuur niet alleen binnen landen bestudeerd moet worden, maar wereldwijd; alles met elkaar verbonden via de oceaan.
Ongeacht de plek van manifestatie is zwarte cultuur per definitie tot stand gekomen uit interactie, uitwisseling en samenhang met bronnen uit andere landen. Een andere onderzoeker, Rinaldo Walcott, breidde deze theorie uit. Hij noemde het The Black Aquatic. Hij ziet water niet alleen als symbool van verbinding, maar ook als beginpunt van ‘het Zwarte bestaan’. Volgens hem begon dit tijdens de slaven handel, toen Afrikanen als “lichamelijk bezit” werden gezien. Hij vindt dat het slavernijverleden nog steeds invloed heeft, ook vandaag. Ook Christina Sharpe denkt hierover na. Zij noemt het The Wake, een ritueel waarin verdriet, herinnering en strijd samenkomen. Sommige van deze ideeën zijn erg somber. Maar ze helpen mij wel nadenken over mijn rol als kunstenaar. Kan ik water ook anders gebruiken? Niet alleen als symbool van pijn, maar ook van kracht en verandering?
Afrofuturisme: toekomst maken
In mijn werk sluit ik aan bij afrofuturisme. Dat is een kunstvorm waarin zwarte geschiedenis, fantasie en toekomst samen komen. Zo kunnen we op een andere manier naar het verleden kijken. Bijvoorbeeld de schrijfster Octavia E. Butler gebruikte verhalen over tijdreizen en magie om nieuwe werelden te maken. De mythe van Drexciya
Voor mijn ontwerp voor het wandkleed vond ik inspiratie in de moderne mythe Drexciya. Dit is een verhaal over een onderwaterwereld, ontstaan uit kinderen van zwangere vrouwen die tijdens de slaventransporten in zee zijn gegooid. Zij overleefden en bouwden onder water een eigen wereld. In mijn ontwerp zie je dan ook vrouwen in de zee. Ze zijn geen slachtoffers, maar krachtige voorouders. De golven veranderen de zee van een plek van pijn in een plek van kracht. Ook gebouwen en erfgoed die met slavernij te maken hebben, worden in mijn werk overspoeld.
Een andere kijk op Fort Elmina
Ook Fort Elmina heb ik opgenomen in mijn ontwerp. Dit fort werd gebruikt voor slavenhandel. Mensen werden daar maandenlang opgesloten voordat ze op schepen naar het continent Amerika werden gestuurd. Maar ik keerde het beeld om. De zee overspoelt het fort. Zo maakte ik van de Door of no return een Door of return: een poort naar verbinding, kracht en herinnering. Het bovengenoemde fort is ook interessant met betrekking tot Gelderland vanwege zijn link met het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en Bronbeek in Arnhem. De Ashanti Koning en Belanda Hitam
Toen Nederland op zoek ging naar nieuwe soldaten voor het onderdrukken van de Indonesië, sloot de Nederlandse overheid een deal met de Ashanti koning, Kwaka Dua I, afgebeeld in mijn ontwerp. Kwaka Dua levert manschappen voor het KNIL in ruil voor wapens. Zij werden Belanda Hitam genoemd: Zwarte Hollanders. Dit is was een verkapte vorm van slavenhandel, waarin de tot slaaf gemaakten ook tot soldaat gemaakt werden, ook al was de slavenhandel formeel toen al afgeschaft. Zij moesten vechten in Indonesië en betalen voor hun eigen vrijheid. Ook heb ik verschillende historische personages in mijn ontwerp opgenomen die voorkomen in archieven en echt hebben bestaan.
Anna van Vossenburg: van Suriname naar Arnhem
Anna werd geboren in slavernij op plantage Vossenburg in Suriname. Als kind werd ze naar Nederland gebracht. Ze woonde in Arnhem en werkte in het huis van de rijke familie Brantsen. In mijn ontwerp zie je haar geest, samen met andere vrouwen die op de plantage werkten. Ze komen op uit het water rond het landhuis Zypendaal. Het water verbindt Suriname met Nederland en laat hun verhalen zien.
Quaco’s Blik
Quaco was een jongen uit Ghana. Hij werd als kind verkocht en kwam via Suriname naar Nederland. Hij werkte als knecht voor een man die boeken en tekeningen maakte over slavernij. Uiteindelijk kwam hij op kasteel Rosendael terecht. In mijn tekening zie je Quaco boven het kasteel, kijkend over het landschap. Hij ziet de beelden van geweld die hij als kind zag. Quaco was geen gewoon kind. Hij werd gezien als bezit – een “waardevol” product in een koloniaal systeem.
Christina Marta en Roosje: vrouwen in het water
Roosje zit op een stuk steen in het water. Ze draagt de jas van een man die haar ooit schilderde. Hij is verdwenen, maar zij is er nog. Naast haar zie je de geest van Christina Marta, als een voorouder in het water. Hun verhalen zijn verbonden met Banda, een eiland in Indonesië waar veel geweld plaatsvond tijdens de specerijenhandel. Nederlandse handelaren namen het eiland in en maakten er plantages. Roosjes naam komt op verschillende manieren terug in archieven. Soms Roosje, soms anders. Haar echte verhaal bleef lang verborgen. Maar in mijn werk krijgt ze een eigen plek, in het water, tussen kracht en herinnering.
Organisatie
Bibliotheek Culemborg, Bibliotheek Gelderland Zuid / Bibliotheek Mariënburg, Bibliotheek Veenendaal, CODA Apeldoorn, Comité 30 juni – 1 juli Arnhem, De Vlindertuin, Elisabeth Weeshuis Museum, Flipje en Streekmuseum, Museum Arnhem, Nederlands Openluchtmuseum, Paleis Het Loo, Rozet, Valkhof Museum, Wageningen University & Research
Het project Draden van ons Nederlandse slavernijverleden brengt mensen samen en stimuleert het bewustzijn van de geschiedenis en de eigen leefomgeving. Door het nationale historische verhaal over het koloniale slavernijverleden op te delen in provinciale deelverhalen, komt de geschiedenis voor iedereen heel dichtbij. Het project is een initiatief van Ricardo Burgzorg en wordt georganiseerd door Stichting Villa Maecenatis.
www.villa-maecenatis.nl


